voorzien van (a) (uitgerust met) | utrustad (a) (uitgerust met) |
voorzien van (a) (uitgerust met) | försedd med (a) (uitgerust met) |
voorzien van (v) (uitrusten) | ekipera (v) (uitrusten) |
voorzien van (v) (informatie) | furnera (v) (informatie) |
voorzien van (v) (uitrusten) | utrusta (v) (uitrusten) |
voorzien van (v) (algemeen) | förse med (v) (algemeen) |
voorzien van (v) (algemeen) | hålla med (v) (algemeen) |
voorzien van (v) (informatie) | förse (v) (informatie) |